Wolven

Deel 71, mei 2015

In april 2009, jazeker, de tijd gaat snel, schreef ik op deze plek over de mogelijkheid van het verschijnen van de wolf in Nederland en 5 jaar later, in maart 2015, is er werkelijk rap eentje in ons land verschenen en met ongeveer dezelfde snelheid ook weer verdwenen.

Kennelijk heeft het jonge dier Roodkapje niet zo snel kunnen lokaliseren.

Dat het er een was werd al snel duidelijk, want er kan tegenwoordig niets meer gebeuren of er wordt wel mobiel een foto van genomen en zo waren er ook al snel filmpjes te zien.

Nee, het was geen Saarloos wolfhond, maar een heuse wolf.

Zoals dat meestal gaat tegenwoordig, zodra er ergens een calamiteit is, zodra er ergens iets heel bijzonders gebeurt, wil men bij de nieuwsgaring er natuurlijk alles over weten.

Dus worden er “specialisten” van stal gehaald, mensen met kennis. Specialisten kunnen bijvoorbeeld biologen, doctoren, professoren of hoogleraren zijn.

Maar het kunnen ook andere mensen zijn, die van een bepaald item, werk of hobby heel veel weten.
U en ik zouden best kunnen doorgaan als specialist omtrent de kennis in het houden van oorspronkelijke vogelsoorten.

Vaak gaan ze echter onze deur voorbij als er ergens iets is voorgevallen en komen de P.v.d.D. en de Faunabescherming aan de beurt, omdat die nu eenmaal een iets grotere mond hebben maar helaas navenant minder kennis.

De geraadpleegde specialisten op wolvengebied waren helemaal enthousiast. Eindelijk was er dan toch eentje op Nederlands grondgebied en er zou best wel plaats zijn voor meer, een hele roedel zou best kunnen!

Maar dan moesten er wel reeën en zwijnen in dat gebied zijn en vervolgens steeg het enthousiasme  tot grote hoogte!

Deze dieren zouden best eens een tijdje in ons land kunnen verblijven, want ze eten edelherten, reeën en jonge zwijnen; bovendien voorkomen wolven massale wintersterfte onder hoefdieren, omdat ze eerder al de zwakkere dieren er uit halen."

Hoe het dan verder moet als de zwakkere exemplaren op zijn, dat wordt niet vermeld.

Vossen en andere middelgrote roofdieren mijden wolven, zodat weidevogels en konijnen lokaal meer kans krijgen en vee, dat buiten loopt, is veiliger met waakhonden en schrikdraad.

Waar de wolf woont groeit het bos, omdat grazers als hert en ree er wegblijven.

Bovendien, met wolven in de buurt krijgen grazers niet de kans om alles op te eten en doordat kruiden en struiken de ruimte krijgen ontstaat er een gevarieerd landschap.”

Bovenstaande wetenswaardigheden zijn te vinden als je even zoekt op het internet.

Alles op een rij is dat naar mijn idee een heel optimistische, idealistische en irreële voorstelling van zaken waarbij een aantal punten finaal over het hoofd worden gezien.

Een wolvenroedel zou kunnen bestaan uit een koppel met hun jongen en die van het jaar daarvoor.

Na twee jaar gaan de oudste jongen op zoek naar een eigen territorium.

Laten we nu ook eens optimistisch zijn en er van uit gaan dat zo’n wolvenpaar vier jongen heeft gekregen in het vorige jaar en vier in het jaar daarna, dat zijn er dus tien in een roedel.

Daarvoor moet in dat gebied voldoende voedsel te vinden zijn en in de territoria, die uitgezocht worden door dieren, die de roedel verlaten, geldt hetzelfde.

Gaan de vier oudere jongen gezamenlijk een (tijdelijk) territorium bezetten of elk voor zich, in dat laatste geval wordt het alleen maar slechter voor de omgeving.

We hebben dat kunnen zien aan de beelden van de “polderwolf” van begin maart 2015.

Een zoektocht naar een geschikt leefgebied resulteerde in een wandeling door straten als die van Hoogezand en het gebied in en om de Eemshaven.

Daar worden de inwoners van die streken natuurlijk niet blij van en zeker niet, als daar ook nog eens een paar achteraan komen wandelen.

De opmerking van de specialisten: “geniet maar blijf op afstand” is natuurlijk goed bedoeld, maar de Nederlandse bevolking zal dan wel moeten leren omgaan met het idee dat er elk willekeurig moment in het stedelijk gebied wolven kunnen verschijnen.

Maar ook in de landelijke omgeving kan tijdens het uitlaten van het huishondje plotseling een drie keer zo grote verre voorouder vanachter het struikgewas tevoorschijn komen en dan geniet je misschien wel, maar hoe bewaar je dan de afstand?

De meest ideale plaats voor dit forse roofdier is natuurlijk een groot natuurgebied, waar ook elke tweejarige jonge wolf zelfstandig een eigen territorium zal kunnen creëren, zonder dat ze verstoord worden of iemand tot last zijn.

De beste plek daarvoor is nu het gebied van de Oostvaarders Plassen, waar natuurlijke vijanden ontbreken en een flinke roedel uitstekend werk zou kunnen verrichten door de zwakkeren uit de kuddes te elimineren.

Of de Partij voor de Dieren nu zo blij zal zijn met deze oplossing laat zich raden, want voordat het opeten van de prooi kan beginnen moet die eerst nog worden vermoord en dat zal over het algemeen op een gruwelijke manier gaan gebeuren.

Wel weer jammer voor de vossen in dat gebied, want die mijden de wolven en daardoor worden er weer meer kansen gecreëerd voor de grauwe gans, maar ach, dat zien we later dan wel weer, toch?

In Duitsland, waar onze dwars door Drenthe en Groningen struinende “polderwolf” uiteindelijk weer naar is teruggekeerd, denkt men nu toch ook hardop na hoe het verder moet.

Als daar de populatie te groot gaat worden en er gevoelens van onveiligheid gaan ontstaan wil men  dat er uiteindelijk ingegrepen moet kunnen worden.

Er is daar ook al ontdekt dat bepaalde wolven en roedels hun angst voor mensen aan het verliezen zijn.

Wolven in Nederland?
Hier hebben ze niets meer te zoeken, want van de grootmoeder en Roodkapje hebben wij ook al lang niets meer gehoord.

Laat ze maar mooi in de Duitse dreven blijven, want dat gescharrel over de hei en dwars door de Drentse en Groningse dorpen en dat gesnuffel op het terrein van de Eemshaven levert nou niet bepaald het ideaal beeld van hoe wilde wolven zich in Nederland zouden moeten kunnen gedragen.

Bart Smit

 

 

NB. Veertjes is een regelmatige bijdrage op de website van Aviornis Nederland. De column geeft niet noodzakelijk de officiële mening van Aviornis weer.