Inleiding over het houden van flamingo's (Phoenicopteridae)

Tekst en foto's door Jan Harteman
Uit: Aviornis International, nrs 188 (april), 189 (juni), 190 (augustus) 2006.

Flamingo’s leven vrijwel allemaal op het zuidelijk halfrond, want alleen de Grote flamingo leeft ook op het noordelijk halfrond. Hoewel enkele ornithologen flamingo’s in hun eigen orde (Phoenicopteriformes) plaatsen, worden ze door de meeste wetenschappers geplaatst in de orde der Ciconiiformes oftewel ooievaarachtigen. Ze zijn namelijk verwant aan ooievaars, reigers, ibissen en lepelaars, welke allemaal in deze orde geplaatst zijn. Wat verder weg van
de flamingo’s, maar toch redelijk verwant, staan de eenden, ganzen en zwanen
(Anseriformes). Binnen de Ciconiiformes vormen flamingo’s de familie Phoenicopteridae.

Er zijn vijf soorten flamingo’s, verdeeld over drie genera. De genera
Phoenicopterus en Phoenicoparrus bestaan ieder uit twee soorten, terwijl de genus Phoeniconaias slechts uit één soort bestaat. Alleen de soort Phoenicopterus ruber is onderverdeeld in twee ondersoorten, hoewel sommige ornithologen deze twee als afzonderlijke soorten beschouwen. Op het internationale flamingosymposium in Slimbridge in 1973 werd het gebruik van de volgende namen afgesproken:

AVES (Vogels)

CICONIIFORMES (Ooievaars, reigers, ibissen, lepelaars, flamingo’s)

PHOENICOPTERIDAE (Flamingo’s)
  1. Phoenicopterus ruber (Flamingo)
    • Phoenicopterus ruber ruber (Caribische flamingo)
    • Phoenicopterus ruber roseus (Grote flamingo)
  2. Phoenicopterus chilensis (Chileense flamingo)
  3. Phoenicoparrus jamesi (James’ flamingo)
  4. Phoenicoparrus andinus (Andes flamingo)
  5. Phoeniconaias minor (Kleine flamingo)

Flamingo's in collecties

Al sinds de oudheid laat de mensheid zich inspireren door de natuur. We vinden er onze eerste levensbehoeften en we gebruiken natuurproducten in ons dagelijks bestaan. Maar we houden ons pas sinds een relatief korte periode bezig met het houden van dieren zonder dat ze ons direct van levensbehoeften kunnen voorzien. In het oude Egypte werden dieren vereerd om bepaalde eigenschappen, zo werd de god Thot afgebeeld als Heilige ibis (waar deze vogel uiteindelijk zijn naam aan te danken heeft). Het verheerlijken van dieren gebeurt nu wel anders. Vroeger werden de vogels geofferd, tegenwoordig worden dieren om hun schoonheid of kracht gehouden in parken en tuinen. Daarbij speelt de dierentuin een belangrijke rol, waar grote aantallen mensen bij elkaar komen om de meest bijzondere dieren bij elkaar te zien.
Een voorbeeld van een vogelgroep die veel in dierentuinen gehouden wordt zijn de flamingo’s. In privé collecties komen ze minder voor, wat waarschijnlijk te maken heeft met de aanschafwaarde en de benodigde ruimte, maar zeker niet omdat ze er minder populair zijn.

"Weinig vogels trekken in een dierentuin zoveel aandacht als de flamingo’s, die als bloemen op hoge stelen uit de ondiepe vijvers omhoog steken, slapend met hun kop verborgen tussen de veren, rustend op één poot, de andere omhoog getrokken" – A. Rutgers, in Encyclopedie voor de vogelliefhebber (1968) 

In het verleden zijn alle flamingo soorten in gevangenschap gehouden. Tegenwoordig zijn de James’ en Andes flamingo zeer zeldzame verschijningen in een klein aantal collecties. De meest gefokt soorten zijn de Chileense en Caribische flamingo. Hoewel de Kleine flamingo de meest geïmporteerde soort is, is het ook de minst gefokte soort. Sterker nog, het aantal kweekgroepen in gevangenschap is mogelijk op één hand te tellen. Daar kan dus nog veel aan
verbeterd worden. Doel van dit artikel is het beschrijven van een ideale situatie om Kleine flamingo’s in gevangenschap te houden en te kweken, zodat import van wildvang vogels verantwoord kan worden als een basis voor het opbouwen van een bestand in gevangenschap en niet uitsluitend om de gestorven vogels te vervangen.

Het houden en kweken van flamingo's

Het blijkt niet vanzelfsprekend om met flamingo’s te kweken. Alle flamingo’s zijn zeer sociale dieren. De Kleine flamingo is waarschijnlijk het meest gevoelig als het gaat om de grootte van de groep. De groepen in collecties die tot voortplanting overgingen bestonden uit minimaal 26 vogels. Dit heeft er onder andere mee te maken dat er geen onderscheid te zien is tussen mannen en vrouwen. Een groep moet uit minimaal 10 vogels bestaan om een redelijke kans te hebben op een gunstige man/vrouw verhouding. Over het algemeen bestaat het vermoeden dat in de gehouden groepen een overschot aan mannen aanwezig is. De leeftijd van de meeste flamingo’s is niet bekend, gezien de afkomst (wildvang).
Bovenstaande geeft ook aan dat er in de meeste particulier gehouden groepen geen geslachtsbepaling heeft plaatsgevonden. Tegenwoordig is dit goed mogelijk door middel van DNA onderzoek of door middel van endoscopie, maar veel flamingohouders vangen hun flamingo’s liever niet om stress te voorkomen. Alleen bij voldoende aanwezige koppels zal een groep gaan baltsen, want dit baltsen is een groepsritueel.

Concurrentie tussen de diverse koppels versterkt de paarband van het koppel en de driften om zich voort te planten. Een grote vogeldichtheid per vierkante meter is juist in het vroege voorjaar aan te raden zodat de paardrift op gang kan komen. Het is aannemelijk dat groepen van 10 tot 20 vogels te klein zijn om tot voortplanting te laten komen. Wil men een groep flamingo’s houden met het doel ermee te kweken, dan moet de groep dus uit minimaal 26 vogels bestaan, liever zelfs veel meer.
Om een overzicht te krijgen van de samenstelling van de koppels kunnen de volwassen flamingo’s geringd worden met een kleurring, deze ringen dienen ter identificatie zodat na te gaan is welke vogels aan elkaar gekoppeld zijn. Bovendien kan zo het gedrag van individuele flamingo’s bekeken worden waardoor een inschatting te maken is van het aantal mannen en vrouwen in de groep. Jonge vogels moeten ook geringd worden met een gesloten voetring. Door administratie kunnen desgewenst ook jonge vogels van oudere vogels onderscheiden worden.

Omdat flamingo’s een partner voor het leven zouden kiezen (dit staat niet onomstotelijk vast) is ook duidelijk wanneer een koppel door sterfte uit elkaar valt. Bij Chileense flamingo’s in Dierenpark Amersfoort is waargenomen dat er partnerwisseling plaats vind.Zeer belangrijk is ook dat u bij het houden en kweken van flamingo’s nooit meer dan één soort in een verblijf houdt. Bij het houden van meerdere soorten flamingo’s in één ruimte is de kans aanwezig dat een dominante soortvoorkomt dat de onderdanige soort gaat nestelen. Ook is het goed mogelijk dat verschillende soorten met elkaar kruisen. Er zijn voorbeelden bekend van kweekgroepen Caribische flamingo’s (Phoenicopterus ruber ruber) en Chileense flamingo’s (Phoenicopterus chilensis) die dominant zijn over Kleine flamingo’s (Phoeniconaias minor). Het gevolg is dat Kleine flamingo’s alleen nesten bouwen, maar nooit tot het leggen van eieren overgaan omdat de nesten worden ingenomen door de grotere (dominante) soort.Ook moet voorkomen worden dat de soorten met elkaar gaan kruisen. Wat tot voor kort voor onmogelijk werd gehouden heeft inmiddels tochplaatsgevonden; in een collectie heeft een Chileense flamingo met een Kleine flamingo gepaard, met als gevolg dat er een kruising werd groot gebracht.Of deze kruising vruchtbaar is, is niet bewezen. Indien de kruising toch vruchtbaar blijkt, is het ongewenst om deze in te zetten voor de kweek.

Het houden van andere vogelsoorten in het verblijf heeft doorgaans niet veel invloed op het gedrag van de Kleine flamingo. Er is een voorbeeld bekend waarbij Kookaburra’s of Reuzen Bosijsvogels (Dacelo novaeguineae) paniek veroorzaakten door hun roofvogelachtige silhouet wanneer ze door de volière vlogen. De combinatie met diverse kleine eendensoorten of steltvogels zoals kluten (Recurvirostra avosetta) is heel goed mogelijk. In een enkel geval lijken de flamingo’s zelfs rustiger van aard te worden wanneer er tammere eenden (bijvoorbeeld Witwang fluiteenden, Dendrocygna viduata) op hun vijver zwemmen.

Huisvesting van flamingo’s

De huisvesting van flamingo’s liet in het verleden helaas nog wel eens te wensen over. De grootte van het verblijf is bijna nooit te klein, zelfs niet als men de dieren in een grote groep houdt. Het beste is zelfs om een groep in een beperkte ruimte te huisvesten zodat zij een vergroot koloniegevoel krijgen door het grote aantal vogels per vierkante meter. Met enige regelmaat komt het voor dat in het vroege voorjaar de opgehokte flamingo’s in hun winterverblijf nesten bouwen en zelfs succesvol tot voortplanting komen. De belangrijkste factor is hier dat de vogels dicht op elkaar staan waardoor het koloniegevoel vergroot is. Een verblijf van 10 x 15 meter is, hoe onvoorstelbaar ook, al ruim voldoende voor zo’n 30 Kleine flamingo’s.

De volière

Flamingo’s worden het best in vliegende staat gehouden in een overdekte volière. Geleewiekte mannelijke flamingo’s zijn niet goed in staat om vrouwtjes te bevruchten omdat ze niet in balans kunnen blijven tijdens de copulatie, welke staande in het water plaatsvindt.
Voor gekortwiekte flamingo’s geldt hetzelfde, maar bijkomend nadeel is dat de vogels ieder jaar tijdens en na de rui opnieuw gevangen moeten worden om de ingreep uit te voeren. Dit zorgt voor stress in de groep.
Door het houden van vliegende flamingo’s zijn zij in staat om meer gedragingen te vertonen dan wanneer zij geleewiekt of gekortwiekt zouden zijn. Soms een stukje vliegen is namelijk onderdeel van het baltsritueel. Bovendien, als u de flamingo’s in een gesloten volière houdt, maken predatoren vanuit de lucht weinig kans om prooi te slaan (bijvoorbeeld kuikens).
Insleep van ziekten wordt op deze manier beperkt.
Voor de volière kan het beste een net van polyethyleen gebruikt worden, deze zijn in alle gewenste oppervlakten en diverse maaswijdten bij verschillende leveranciers verkrijgbaar.
Een maaswijdte van 4 centimeter houdt de flamingo’s binnen, terwijl het veel vogels buiten houdt. Ook kunnen zij bij deze maaswijdte niet verstrikt raken in de netten. Grotere maaswijdten zorgen voor risico’s wanneer de vogels hun kop door het net steken, bijvoorbeeld bij het opvliegen. Bij grote oppervlakten moet u rekening houden met sneeuwval; de sneeuw zorgt voor een groot gewicht wat bij hevige sneeuwval kan zorgen voor teveel gewicht waardoor de volière kan instorten. Het is gewenst bij grote oppervlakten
(wat bij een flamingovolière het geval is) een stevige constructie met ondersteunende palen te bouwen, welke allemaal verbonden zijn met strak gespannen draden. Een metalen buizenconstructie is uiteraard steviger dan enkel houten palen met gespannen draden.
Het voordeel van een polyethyleen net boven geplastificeerd gaas is dat het gaas mee veert wanneer de flamingo’s in het net vliegen. Strak gespannen gaas veert niet mee waardoor de vogels hun nek kunnen breken. Om diezelfde reden is het verstandig de volière niet veel hoger dan 3 meter te maken. Als de volière hoger wordt bereiken de flamingo’s bij het opvliegen een te hoge snelheid, wat ook kan resulteren in een gebroken nek.
De zijkanten van de volière kunt u voorzien van hetzelfde net als de bovenzijde, maar ook geplastificeerd gaas kan goed tot dit doel dienen.

De vijver

Flamingo’s brengen het grootste deel van de dag in het water door, dus het perk moet voorzien zijn van een vijver die minimaal 50% van het totaaloppervlak beslaat.
Flamingo’s hebben gevoelige voetzolen die snel kunnen beschadigen als zij op een harde (beton) bodem moeten lopen. Bij beschadiging van de zolen kunnen bacteriën of virussen binnendringen en zo infecties in de voeten of benen veroorzaken. De grote ontstekingen die dan ontstaan zijn ook wel bekend als Bumblefoot.
Juist omdat de kweek bevorderd wordt door de flamingo’s in een beperkte ruimte te huisvesten, is de kans op infecties groter omdat de infectiedruk ook groter is dan wanneer de vogels veel meer ruimte hebben. De infectiedruk kan toch beperkt gehouden worden door te zorgen dat de vogels gebruik maken van het gehele verblijf. Wanneer ze constant op dezelfde plaats vertoeven zullen ze ongetwijfeld ook in hun eigen ontlasting staan, wat niet bevorderlijk is. Hoe is het verblijf hierop aan te passen? En op welke mogelijke manieren kan worden voorkomen dat de vogels hun poten beschadigen?

Het beste kan een natuurvijver aangelegd worden, of een kunstmatige vijver die is voorzien van een zachte (modder) bodem. Hierdoor schuren de poten niet over een ruwe bodem. Door te zorgen voor een glooiende oever (minder dan 45 graden) zullen de poten minder snel beschadigd raken. Ook hier geldt weer dat vliegende vogels voordeel hebben; bij eventuele hoge instapdiepte kunnen zij ook vliegend het water bereiken.
Rustplaatsen op het land moeten gecreëerd worden op zonnige plaatsen. Hier zal de bodem droog zijn, waardoor de bacteriegroei in de bodem geremd wordt. Wanneer deze rustplaatsen op verschillende plaatsen in de volière worden gesitueerd zullen de vogels in het verloop van de dag verplaatsen door de draaiing van de zon. Voordeel is dat ze dan niet constant in hun
ontlasting staan. Een veld kort gemaaid gras is een zachte bodem voor de poten, bovendien wordt de ontlasting snel in de bodem opgenomen en door het groeiende gras als voedsel gebruikt. Daarnaast is bij een van de ondervraagde flamingohouders vastgesteld dat Kleine flamingo’s soms ook grazen, dus gras biedt nog een voordeel.

Het winterverblijf moet grenzend zijn aan het perk zodat de vogels niet gevangen hoeven worden. Dit voorkomt verwondingen tijdens het vangen, bovendien is stress van het vangen erg nadelig voor de gezondheid. Bacteriën en virussen kunnen tijdens stress extra snel toeslaan en vermeerderen in het lichaam omdat de weerstand tijdelijk is afgenomen.
De vogels kunnen op verschillende manieren gestimuleerd worden om lange tijd in de vijver door te brengen. Een natuurlijke stimulans wordt geboden wanneer voedsel in het water aanwezig is zoals dierlijk en plantaardig plankton (zoals watervlooien en algen). Een dieper gedeelte van de vijver stimuleert de vogels om te zwemmen en te grondelen.

De waterkwaliteit van de vijver is een bijzonder issue. Terwijl over het algemeen geldt dat dieren over vers en schoon drink- of badwater moeten beschikken, lijkt het bij flamingo’s soms niet zo te zijn. Schoon drink- en badwater wordt zeer op prijs gesteld, maar een vijver hoeft niet continue van vers water te worden voorzien. Bij een grote vijver met diverse niveaus en beweging in het water kan er voldoende circulatie ontstaan zodat het water toch zuurstofrijk blijft (dit voorkomt botulisme). Echter, afvalstoffen door ontlasting of gemorst voer in het water kunnen een voordeel opleveren. Vooral in het warmere seizoen zullen algen en kleine organismen (o.a. watervlooien) enorm in aantal toenemen. Zowel de voedselsamenstelling kan verbeteren, als ook het gedragspatroon. Deze toename van algen en kleine organismen kan zelfs de bevruchting bevorderen, al is dat niet onomstotelijk bewezen.
Sommige eigenaren verschonen het vijverwater gedurende het gehele jaar niet, om dit proces te bevorderen! Eén van deze collecties kweekt met de Kleine flamingo, dus dit kan een belangrijke factor zijn voor goede kweekresultaten.
Het is ideaal om een overloop in de vijver te construeren die verwijderd kan worden. Bij hevige regenval of doorspoelen van de vijver kan overtollig water via de overloop wegstromen (bijvoorbeeld naar een greppel, riool of filterend rietveld). Om een vijver te laten leeglopen kan de overloop verwijderd worden waarna u de vijver kunt reiniging en bijvullen.

Overwinteren

Wanneer de flamingo’s de beschikking hebben over een binnenverblijf, kan dat het beste grenzen aan een vrije uitloop. Zo kunnen de vogels zelf kiezen of ze tijdens vorst naar binnen gaan of buiten blijven. Het is bekend dat Kleine flamingo’s een paar dagen lichte vorst kunnen verdragen als ze eenmaal zijn geacclimatiseerd. Wanneer er langere tijd of strenge vorst verwacht wordt kan overwogen worden de flamingo’s binnen op te sluiten. Flamingo’s kunnen gestimuleerd worden zelf naar binnen te gaan door het voedsel in de winter binnen aan te bieden. Wanneer het binnenverblijf voorzien is van een ondiepe vijver en zelfs een modderbank zullen zij snel naar binnen gaan zonder dat ze naar binnen gedreven worden of gevangen moeten worden. Het binnenverblijf kan men het beste vorstvrij gehouden worden, maar niet teveel worden verwarmd omdat het verschil met de buitentemperatuur dan te groot wordt.

Om te voorkomen dat de flamingo’s tijdens vorst mogelijk vastraken in een bevroren vijver kunt u de vijver (gedeeltelijk) laten leeglopen, hierdoor zijn ze genoodzaakt om de vijver in het binnenverblijf te gebruiken. Bovendien kan zo ook onnodig letsel worden voorkomen door uitglijden op het ijs.

In de winter wordt door enkele houders bijverlichting toegepast. Hierdoor kan het aantal uren daglicht verlengd worden met betrekking tot het vervroegen van het broedseizoen (zoals bekend bij legkippen). Het is echter niet bewezen dat dit erg functioneel is. Daarnaast leven Kleine flamingo´s rond de evenaars, waar de seizoenen niet worden bepaald door de lengte van de dag, maar eerder door de hoeveelheid neerslag. Toch heeft ook beregening van de (nacht) verblijven in een van de collecties niet tot meer baltsgedrag geleid.

Voeding

De meeste flamingosoorten kennen in de natuur ongeveer hetzelfde voedselpatroon. De Kleine flamingo wijkt hier echter vanaf. Terwijl de grote flamingosoorten vooral dierlijke eiwitten tot zich nemen (pekelkreeftjes e.d.), voeden Kleine flamingo’s zich vooral met plantaardig materiaal. In grote zoutwatermeren filteren ze vooral algen (Spirulina spp.) uit het water.
Bij het verstrekken van voedsel in gevangenschap zal met deze verschillen rekening gehouden moeten worden, hoewel dat in de praktijk erg lastig zal zijn. Er is een beperkt aantal flamingovoeders op de markt, welke ook alleen gebaseerd zijn op de voedselbehoeftes van de grotere flamingosoorten. Zoals eerder aangegeven is het om deze reden gewenst om in de zomer de algengroei in een vijver te stimuleren, want deze zijn een welkome natuurlijke voedselbron voor Kleine flamingo’s.

Tijdens het broedseizoen verlangen flamingo’s meer eiwitten, veel meer dan veel andere vogels. Dit komt omdat flamingo-ouders hun kuikens een zogenaamde flamingomelk voeren. Deze substantie wordt via de snavel aan de jongen gegeven. Omdat de oude flamingo’s in die periode dus voor zichzelf én een opgroeiend jong moeten eten, kan men dus het beste het eiwitgehalte verhogen. Een vijver met algengroei kan hiertoe bijdragen, omdat Kleine flamingo’s vooral plantaardige eiwitten verlangen.
Hoewel sommige flamingohouders het voedsel droog aanbieden (zodat het niet kan verzuren) prefereren Kleine flamingo’s vooral een natte brij. De floating kan geweekt worden in water.
Dit voedsel wordt het beste in bakken of emmers aangeboden, laag geplaatst, het liefst vlak boven het wateroppervlak van de vijver. Op deze manier kunnen ze hun voedsel op natuurlijke wijze opnemen, in tegenstelling tot voedsel wat op grotere hoogte wordt aangeboden zoals soms te zien is. Wanneer de voerbakken in het water zijn geplaatst kan gemorste voedsel makkelijk worden gegeten zonder dat het al te vies wordt, maar het vervuild de vijver wel. Voedsel wat op droge grond gemorst wordt zal namelijk vertrapt worden door
de vogels en zal uiteindelijk niet gegeten worden. Dit kan vervolgens zuur worden, rotten, of ongedierte aantrekken. Nog een nadeel van het voedsel in lage bakken aan te bieden op de oever, is dat de flamingo’s soms in de bakken kunnen gaan staan en er dus in ontlasten.
Wanneer ze in het water staan van circa 30 cm diepte wordt dit een stuk moeilijker. Het beste moment van de dag om te voeren is ’s ochtends of ‘s middags. Als er namelijk ’s avonds wordt gevoerd kan ongedierte deze kans aangrijpen om ook te profiteren van het voedselaanbod. Nog beter is het als u in de gelegenheid bent om de flamingo’s tweemaal per dag te voeren. Als u ’s ochtends een bepaalde hoeveelheid voert en voor het einde van de middag nog eens, dan weet u zeker dat het voedsel niet te lang in de bakken ligt, waardoor u verzuring nog beter voorkomt. Dus liever tweemaal een kleine hoeveelheid verstrekken, dan eenmaal een grote hoeveelheid voedsel.
Voor de rust in de groep flamingo’s is het bevorderlijk als slechts één persoon de dieren dagelijks verzorgd. Zo zullen de vogels sneller aan hun verzorger wennen, zeker wanneer deze bijvoorbeeld telkens dezelfde jas draagt. Fel gekleurde kleding schrikt de vogels vaak af, zeker wanneer dit gedragen wordt door bezoekers. In het broedseizoen (zomer) is bezoek overigens ongewenst, wil men de rust niet verstoren. Dit alles hangt overigens wel af van het
gedrag van de verzorger en de mate van gewenning van de flamingo’s.

Het broedseizoen

Bij de vijver moet een modderbank aanwezig zijn waar de flamingo’s hun nestheuveltje kunnen maken. In de meeste gevallen zullen de vogels zelf een nestheuveltje maken, maar u kunt ze ook een handje helpen door alvast een begin te maken. De flamingo’s maken het werk zelf af door het nest op te hogen met de aanwezig modder. Hoewel er verhalen gaan dat de samenstelling van de modder belangrijk zou zijn, is dit niet bewezen.
Uiteraard moet de modder niet uit louter zand of zelfs ontlasting (!) bestaan, liefst moet er wel een hoeveelheid klei aanwezig zijn. Hiermee kunnen de flamingo’s prima nesten bouwen.

Het kan goede resultaten opleveren om Kleine flamingo’s een binnenverblijf aan te bieden wat is voorzien van een glazen dak (tropische kas) of een dak van doorzichtige golfplaten. Ook het binnenverblijf kan worden voorzien van een ondiepe vijver en een modderbank.
Wanneer de dagen langer worden zal de temperatuur in dit binnenverblijf zodanig stijgen dat het kwik al snel kan oplopen tot maar liefst 50 graden Celsius in de zomer. Geen nood, dergelijke hoge temperaturen zijn normaal voor flamingo’s. De hoge temperatuur en de flamingodichtheid in de kleinere ruimte zijn een aantal belangrijke prikkels die te kennen geeft dat het broedseizoen is begonnen. De kans is aanwezig dat u de Kleine flamingo’s zelfs
dagen lang in het binnenverblijf vertoeven omdat ze nesten aan het bouwen zijn. Ditzelfde is ook bekend van andere flamingo’s (zoals Caribische flamingo’s in Vogelpark Avifauna) en pelikanen (Pelecanidae). Het visueel groter laten lijken van de kolonie kan men ook behalen met spiegels in de binnenverblijven. In het verleden is dit toegepast in diverse engelse vogelparken (o.a. de Wildfowl & Wetlands Trust).

Tijdens het broeden kan het voorkomen dat er zogenaamde eiernijd optreedt; de broedende koppels proberen bij elkaar eieren te stelen of kapot te maken. Dit hangt samen met de samenstelling van de groep. Vooral jonge vogels moeten het onderspit delven, de oudere en ervaren koppels zijn vaak dominant. Dit is vooral het geval wanneer de eieren vers gelegd zijn, de kleur is dan nog spierwit. Als er wat modder op de eieren zit is het al snel afgelopen.
Ook worden complete nesten ingepikt door koppels bestaande uit twee mannen. Dit komt vooral voor in groepen met een mannenoverschot.

Er wordt gewoonlijk één ei gelegd wat het beste kan worden uitgebroed door de ouders. Beide ouders broeden om en om, ieder ongeveer de helft van de tijd. Na ongeveer 28 dagen komen de eieren uit. De eerste 24 uur zal een kuiken niet van het nest komen, dus hier ligt een kans voor de verzorger om te zorgen dat het flamingoperk in orde is en veilig voor de kuikens. Let u er
bijvoorbeeld op dat de modderbank niet te nat is of zelfs blank staat. De kuikens kunnen dan namelijk met hun pootjes vastzuigen in de modder en daarna door vermoeidheid verdrinken als ze hun kopje laten zakken. Het
grootbrengen van de kuikens kan volledig aan de ouders overgelaten worden. Zij zullen het jong in de meeste gevallen probleemloos opvoeden. Na ongeveer 3 weken kunnen de kuikens geringd worden met een vaste voetring en eventueel een extra kleurring.
Helaas zal dit voor enige stress zorgen, maar een andere oplossing is hiervoor niet. Eventueel gechipte flamingo’s zijn namelijk van afstand niet te identificeren.

Kunstmatig uitbroeden van de eieren kan ook. Men kan ervoor kiezen om de ouders een kunstei te geven, waarna het echte ei in een broedmachine wordt uitgebroed. Dit kan worden toegepast wanneer het buiten nog erg koud is waardoor onderkoeling van het ei een risico vormt. Vlak voor uitkomst kan het ei teruggeplaatst worden onder de broedende vogel, waarna men het kunstei wegneemt. Let op: dit is niet ideaal omdat het voor onrust zorgt. Ook kunstmatige opfok is mogelijk, maar het vergd veel energie en tijd om de kuikens te voeren.

Ziekten en aandoeningen

Uit ervaring van flamingohouders blijkt dat flamingo’s sterke vogels blijken te zijn die weinig gevoelig zijn voor verschillende leefomstandigheden. Dat is ook niet verwonderlijk, want in hun oorspronkelijke leefomgeving hebben ze te maken met extreme omstandigheden; overdag kan het erg heet worden, maar ’s nachts kan het flink vriezen. Daarnaast leven Kleine flamingo's het grootste gedeelte van het jaar op zoutwatermeren om te foerageren en moeten ze soms grote afstanden afleggen om in zoetwaterbronnen te kunnen drinken. Hoewel het dus breekbare vogels lijken door hun slanke postuur, kunnen ze veel verdragen.

In collecties zijn er een aantal aandoeningen bekend. Voorgaand zijn pootinfecties (bumblefoot) al genoemd. Bij beschadiging van de zolen kunnen bacteriën (Citrobacter en Stafylococcen) of virussen (Papilloma) binnendringen en zo (secundaire) infecties in de voeten of benen veroorzaken. Ook komen nieraandoeningen en hartkwalen regelmatig voor, evenals botbreuken. Echter, het grootst aantal sterfgevallen vind plaats in de winter bij een verkeerd ophokken van de flamingo’s. In de meeste gevallen betreft het dan recent
geïmporteerde vogels die nog niet goed geacclimatiseerd zijn. Tijdens het wettelijk verplichte ophokken in quarantaineverblijven en daarna in de winterverblijven, neemt de stress toe en daardoor de weerstand af. In de winter kan dit voorkomen worden door de vogels buiten te huisvesten, maar zelf gelegenheid te geven om vrijblijvend een aangrenzend binnenverblijf op
te zoeken. De wettelijke quarantaine procedure kan helaas niet worden overgeslagen.

Schimmelinfecties (Aspergillosis) kunnen voorkomen bij kuikens als gebrek van vitamine A en vitamine D3 of als gevolg van stress (verminderde weerstand).
In de beginjaren dat flamingo’s geïmporteerd werden ging een groot deel (meer dan 50%) van de vogels dood aan stress. Zij waren in het verleden helaas slachtoffer van onkundige import uit het land van herkomst. Gelukkig is dit sterftecijfer de laatste jaren flink teruggebracht door een betere methode om de vogels gezond in Europa te krijgen. Dit houdt o.a. in dat de in het wild gevangen vogels al in Afrika het kunstmatige voedsel leren eten voordat ze op transport onder stress komen te staan. Hierdoor gaan ze sterker en gezonder op transport naar Europa, waardoor de uitval tussen vangst en verkoop minimaal is. Overigens komt import van wildvang niet meer voor door het huidige importverbod in de EU.

Preventief ontwormen kan men doen, echter de ervaring van diverse flamingokwekers is dat de vogels een voldoende weerstand hebben tegen overmatige groei van deze parasieten. In deze collecties werden de vogels dan ook alleen bij de eerste binnenkomst ontwormd omdat de weerstand dan lager is. Later worden deze flamingo’s nooit meer ontwormd. In meer dan tien jaar tijd heeft dit niet tot problemen geleid bij de vele flamingo’s in de kolonie en kan men dus suggereren dat bij een juist huisvesting en verzorging de besmetting met wormen minimaal is.

De aanschaf van Kleine flamingo's

Omdat vrijwel alle in de handel aangeboden Kleine flamingo’s in het wild gevangen dieren zijn, moet men goed bedacht zijn op het feit dat men dieren aanschaft die uit een totaal ander klimaat afkomstig zijn. Ze hebben in de natuur de beschikking over ander voedsel. Tegenwoordig zijn de vogels in de meeste gevallen in het land van herkomst al gewend geraakt aan het aangeboden voedsel, wat in grote hoeveelheden naar Afrika wordt verzonden. De grootte van een wilde kolonie is gigantisch, terwijl we in gevangenschap vaak (te) kleine groepen houden. Dit zijn punten waarmee rekening gehouden moet worden bij aanschaf van Kleine flamingo’s.

Wilt u Kleine flamingo’s aanschaffen bij een handelaar, bedenk dan in welke periode van het jaar de vogels geïmporteerd zijn en welke periode van het jaar het is op het moment van aanschaf. Een in september geïmporteerde flamingo zal na enkele weken quarantaine in te een koude buitenlucht terecht komen indien de importeur niet geleidelijk de temperatuur van het quarantaine verblijf heeft laten dalen. Acclimatisatie vindt het beste plaats in het voorjaar. Tot die tijd kunt u de vogels het beste binnen houden, in een verwarmde, maar goed geventileerde ruimte. Wanneer men de temperatuur geleidelijk laat dalen kunnen de vogels in het voorjaar met goed weer naar buiten. Het verenkleed van de vogels moeten inmiddels wel volledig waterdicht zijn, dat wil zeggen dat hun stuitklier ook volledig moet werken. De stress die door het transport kan voorkomen zorgt voor verminderde werking van deze stuitklier. Ook het ophokken tijdens de quarantaine zorgt voor verminderde werking van de stuitklier door het ontbreken van goed badwater. Wanneer de dieren in het late voorjaar of in de zomer in hun nieuwe verblijf geplaatst worden zal de aangename temperatuur zorgen dat er op dat moment weinig uitval zal plaatsvinden. Uiteraard moeten de vogels inmiddels ook aan het door u aangeboden voer gewend zijn.

Dankwoord

Voor het schrijven van dit artikel hebben verschillende mensen hun medewerking verleend. Enkele van hen blijven liever op de achtergrond, enkele anderen wil ik graag bedanken voor hun expertise en advies;

  • Dhr P.S. Kreijger, Aviornis Nederland
  • Dhr C.P. Eyma, Aviornis Nederland
  • Mevr C. King, Diergaarde Blijdorp / EAZA
  • Van der Feesten's Breeding Farm
  • Dhr B. Kerckhoffs, Kasteelpark Born
  • Dongemond Animals B.V.
  • Dhr P. Veenvliet
Links een Grote flamingo, rechts drie Chileense flamingo's. Foto genomen in het Zwillbrocker Venn (D), door Sjoerd Ellenkamp (2009).
Andesflamingo, Zoo Berlin
Andesflamingo, Zoo Berlin
Caribische flamingo, Keulen Zoo
Caribische flamingo's,
v.d. Feesten's Breeding Farm
Chileense flamingo's,
Dierenpark Amersfoort
Chileense flamingo's,
Dierenpark Amersfoort
Chileense flamingo's,
Dierenpark Emmen
Chileense flamingo's,
Blanckendaell Park
Grote flamingo's, Burgers' Zoo
Grote flamingo's,
Diergaarde Blijdorp
James flamingo, Zoo Berlin
James flamingo, Zoo Berlin
Kleine flamingo, privé collectie
Kleine flamingo, privé collectie
Foto door C.P. Eyma
Kleine flamingo, Vogelpark Avifauna
Kleine flamingo, Vogelpark Avifauna
Kleine flamingo, Vogelpark Avifauna
Chileense en Caribische flamingo's, Keulen Zoo
Chileense en Caribische flamingo's, Keulen Zoo
Hybride flamingo's,
Zooparc Overloon
Hybride flamingo's,
Zooparc Overloon
Gemengde kolonie,
v.d. Feesten's Breeding Farm (2005)
Hybride Grote x Kleine flamingo
Privé collectie
Foto door J. Bouwens
Gemengde kolonie,
Tierpark Berlin (2008)
Links een Grote flamingo, rechts twee Chileense flamingo's. Foto genomen in het Zwillbrocker Venn (D), door Sjoerd Ellenkamp (2009).
Links: een Grote flamingo paart met een Chileense flamingo. Rechts nog een Chileense flamingo. Foto genomen in het Zwillbrocker Venn (D), door Sjoerd Ellenkamp (2009).