Guineaduif
Columba guinea
Tekst door Jaap Korten
Verspreidingsgebied
De Guineaduif heeft een zeer groot verspreidingsgebied in Afrika.
De nominaatvorm van de Guineaduif komt voor in een brede band van West tot Oost Afrika.
Van Senegal, Guinea-Bissau en Guinea, waar de duif zijn, ook Latijnse, naam aan dankt, via Mali, Burkina Faso, Noord Ghana, Niger, Tsjaad, Soedan, Ethiopië, Somalië, Kenia tot in Tanzania.
Een gescheiden populatie leeft in Zuidelijk Afrika. In Namibië, Zuid Afrika en Botswana, met uitzondering van de Kalahari zand gebieden en de Okavango.
Verder sporadisch in Zimbabwe.
Leefgbied
Het liefst vertoeven Guineaduiven in overwegend droge rotsachtige gebieden waar palmen groeien. Ze bouwen dan hun nest in de grote waaier kronen.
Op plaatsen waar palmen ontbreken nestelen ze in rotsspleten, spelonken, verlaten mijnschachten en op rotswanden.
Maken een slordig nest van takjes, twijgjes en droge grashalmen.
Daarnaast komen ze ook voor op cultuurlanderijen om te foerageren. En zelfs tot aan de randen van verstedelijkte gebieden. Ze leven veelal in groepen van 10 – 20 vogels.
Ze moeten vaak dagelijks lange afstanden vliegen naar drinkplaatsen en om te foerageren.
Guineaduiven zijn nauw verwant aan de Rotsduif (Columba livia) en worden, vanwege hun voorkeur voor rotsachtige gebieden, in Zuid Afrika “Rock Pigeon” genoemd.
Beschrijving
Het verschil tussen doffer en duivin is klein en bijna niet te zien. Dit maakt het wel wat moeilijk om een koppel samen te stellen. Het zijn mooie duiven met prachtige kleuren en een gespikkelde vleugeltekening, waarbij vooral de grote felrode oogrand opvalt, die wel enkele millimeters breed kan zijn.
De doffer is algemeen iets groter van bouw en heeft vaak een iets rodere en bredere rode washuid rond de ogen met daaromheen een ovale witte cirkelvormige streep.
De duivin toont in het geheel iets kleiner in houding en heeft meestal een iets lichter rode washuid rond de ogen. De ogen zijn crèmegeel tot oranjegeel van kleur met een donkere pupil.
De nek, bovenzijde borst, rug en bovenzijde vleugels zijn diep kastanjebruin met witte vlekken op de vleugels. Contrastrijke halsveertjes van rood en grijs geven een gespikkeld patroon als een soort kraag.
Kop, onderzijde borst en buik zijn grijs. De snavel is zwartachtig.
De staart is grijs met zwarte uiteinden. De poten en tenen zijn rood tot purperachtig rood.
Aan de witte vlekken op de vleugels dankt deze duif zijn Engelse naam: “Speckled Pigeon”.
Maximale lengte/gewicht
Grote, vrij forse duif van 33 – 35 cm.
Doffer: gemiddeld 350 gram
Duivin: gemiddeld 330 gram
Levensverwachting
Van 10 tot wel 15 jaar.
Soorten/ondersoorten
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het Noordelijke ras, dat wat lichter van kleur is op de rug en het Zuidelijke ras dat een donkerdere rugkleur heeft.
De Guineaduif heeft ongeveer de grootte van de Rotsduif.
In het noordelijk gebied in Afrika overlappen de leefgebieden en leefgewoontes van beide soorten elkaar en komen er soms vruchtbare hybriden uit voort.
Opmerkingen
De Guineaduif is geschikt voor de beginnende liefhebber.
Deze duivensoort is een beetje schuw van aard. Dit wordt wel wat minder als ze aan hun omgeving gewend zijn.
Het samen plaatsen van meer koppels van deze soort is meestal niet mogelijk en zorgt vaak voor problemen.
Het samen houden met andere soorten Wilde Duiven is mogelijk indien er geen onderlinge agressie optreed. Denk eraan bij het plaatsen van meerdere duiven dat ieder individu een eigen karakter heeft en het dus niet vanzelfsprekend is dat ze goed te combineren zijn.
De volière moet dan in ieder geval voldoende groot zijn met veel schuilmogelijkheden.
Huisvesting
Guineaduiven zijn zeer goed te houden in volière milieu.
Ze zijn wel vrij schuw en horen in een ruime volière thuis.
Voor duiven van het geslacht Columba, zoals de Guineaduif, is het advies voor de oppervlakte per paar: 4 m2, b.v. 4 m lang en 1 m breed.
En de aanbevolen hoogte minimaal 1.80 m.
Aangezien duiven echte vliegers zijn, is de lengte en ook de hoogte van het verblijf belangrijker dan de breedte.
Voor een goede huisvesting zijn voldoende licht, frisse lucht en geen tocht een vereiste.
Ze zijn goed winterhard en kunnen onverwarmd overwinteren mits ze kunnen beschikken over een binnenhok, dat ook dient als een goed nachtverblijf.
Ook in een buitenvolière dient er enige bescherming te worden aangebracht tegen harde en koude wind, door afscherming en gedeeltelijke overkapping waaronder de duiven kunnen schuilen.
Er dienen voldoende zitstokken aanwezig te zijn.
De volière kan ook nog aangekleed worden met planten en struiken.
Voedsel
Voor de grote soorten, zoals voor de duiven van het geslacht Columba, kan een mengeling worden gebruikt zoals deze voor sierduiven in de handel is in combinatie met tortelduivenzaad.
Duiven pellen het zaad dat zij eten niet. Daarom moet altijd voldoende maagkiezel en grit beschikbaar zijn. Groenvoer in de vorm van gekiemd zaad, vogelmuur en bessen worden graag gegeten.
Duivenvoeders uit zaden en granen zijn geen complete voeders.
Voor de aanvulling van eiwitten (aminozuren), mineralen en sporenelementen kan ook P40 duivenkrachtkorrel in kleine hoeveelheden worden gebruikt. Kan in principe het gehele jaar als aanvulling op de diverse graanmengelingen worden verstrekt.
Alleen tijdens de rustperiode dient er maar weinig P40 gegeven te worden. Tijdens de kweek kan het opgevoerd worden tot op een kwart van de zaadmengsel hoeveelheid.
Zeker in de kweekperiode kan door toevoeging van ei-krachtvoer, vruchtenkorrel, groentekorrel en mineralen het voer verder worden gecomplementeerd.
Verder vooral dagelijks vers drinkwater. Eén of tweemaal per week kunnen er vitaminen druppels aan het drinkwater worden toegevoegd.
Aanbevelingen kweek
Guineaduiven gaan gemakkelijk tot broeden over.
Vaak worden de beste resultaten behaald wanneer een paartje apart wordt gehouden.
Wanneer in de volière stuiken of boomtakken aanwezig zijn, maken Guineaduiven zelf in het broedseizoen een nest van beschikbaar gesteld nestmateriaal. Ook nemen zij wel genoegen met een nestkast of broedschaal.
In de paringstijd maken deze duiven een wat schrapend geluid, dat echter niet hinderlijk is. Zijn de eieren gelegd, dan maken ze dat geluid niet meer.
De duivin legt twee witte eieren, die in 16 -18 dagen worden uitgebroed. Zowel de duivin als de doffer nemen deel aan het bebroeden van de eieren.
In de natuur broed de doffer vooral s’middags en de duivin de rest van de dag en nacht.
Het zijn zeer goede broeders en ze zorgen goed voor hun jongen. Beide ouders voeren.
De jongen verlaten na 25-26 dagen het nest.
Het is wel het beste de jongen, als ze zelfstandig zijn, van de ouders te verwijderen omdat de doffer ze zal opjagen. De ouders zullen vlug aan een nieuw nest beginnen en dit meestal op dezelfde broedplaats.
Ringmaat: 7 mm.
Status
Veelvuldig voortkomend in beide uitgestrekte leefgebieden in Afrika.
Veel gehouden duivensoort in beschermd milieu.
Wetgeving
Geen beperkende regelgeving.
Staat op de toekomstige Positieflijst zonder beperkingen en mag in volière milieu gehouden worden.
Literatuur
Handbook of the birds of the world, vol.4, Del Hoyo et al.
Roberts’ Birds of Southern Africa, Gordon Lindsay Maclean
Birds of Africa, south of the Sahara, Ian Sinclair, Peter Ryan
Websites
www.harteman.nl
Nederlandse DFKP-club