Doe ik het wel goed?
Deel 74, september 2015
Na al die jaren vogels houden, letterlijk “van diverse pluimage”, vraag ik me wel eens af of ik het nu nog wel goed doe.
Soms ga ik in gedachten nog wel eens terug naar hoe het begon.
Mijn allereerste vogels waren krielkippen, Antwerpse baardkrielen en die liepen gewoon los in de tuin.
Dat had zo zijn voordelen (voor de kippen) en de nadelen (voor de eigenaar) want ze sliepen ’s nachts in de bomen.
Toen die beide bomen, eigenlijk helemaal niet van die grote, tijdens een storm waren omgewaaid en het pluimvee dus dakloos, zijn die slaapstokbomen met vereende krachten en het nodige schoor-, en stutwerk weer recht overeind gezet, zodat die kipjes en de beide haantjes er toch ’s nachts hun slaapplaats konden gebruiken.
Ja, dat deed ik toen.
Tegenwoordig gaat het wat anders, want loslopen op het erf mag wel, maar nu binnen een omheining en naast een comfortabel nachthok op de begane grond.
Mocht er nu een storm opsteken en we hebben er heus al een flink aantal voor de kiezen gehad in de loop der jaren, dan kunnen de vogels zich toch steeds terugtrekken op een veilige slaapplek.
Bovendien is het vangen van pluimvee een enorm stuk eenvoudiger in een nachthok dan in het donker in hoge boom met wiebelende takken.
Vele kippenrassen zijn de revue gepasseerd, van krielen via rassen van normale grootte tot van die hele grote.
Diverse soorten tropische vogels heb ik gehad, van klein tot groot en daarnaast ook nog vele papegaaien, eveneens kleine en grote.
Mijn eerste watervogels waren een aantal half tamme wilde eenden, d.w.z. ze waren de nabijheid van mensen gewend, afkomstig van een boerenerf en gedroegen zich bijna als kippen.
Van het vermeerderen van deze vogels had ik niet zo heel veel verstand.
Ik liet ze leggen en broeden en toen er kuikens kwamen moesten die zich maar redden, net zoals ze dat in de natuur ook deden.
Maar dat ging natuurlijk helemaal mis, omdat er een omheining was aangelegd, waar de ouders niet maar de kuikens wel doorheen konden.
De naastgelegen sloot bevatte veel kroos, dus daar kon het grut wel terecht voor de voeding, maar op termijn bleek dit niet de juiste methode.
Het werd uiteindelijk het verhaal van de tien kleintjes, waarvan er elke dag eentje verdween en tenslotte niets overbleef.
Daarna kwamen er witte kwakereendjes en weer later kwamen er meer soorten watervogels, omdat ik ergens had gezien hoe mooi die waren en hoe je ze ongeveer kon houden.
Ook kwam ik achter het adres van een watervogelhandelaar en toen was het hek helemaal van de dam, want daar waren nog veel meer mooie soorten te zien en te verkrijgen.
Het werd mij al snel duidelijk dat het opfokken van watervogels via natuurbroed niet altijd het gewenste resultaat gaf en het was altijd weer verschrikkelijk sneu om te moeten beleven dat de kleintjes het gewoon niet haalden.
Veel factoren waren daarvoor verantwoordelijk, zoals de weersomstandigheden en het juiste voer, maar ook de kennis en kunde van de eigenaar.
Toen gebeurde het.
Ik kwam in aanraking met de vereniging Aviornis, werd lid en geloof het of niet, er ging een wereld voor mij open.
Dat is natuurlijk ook niet zo vreemd, als je na gaat, dat alles wat je eerst zelf had moeten bedenken, ooit al door anderen was bedacht en dat werd nu eenvoudig aan nieuwelingen doorgeven.
Informatieoverdracht heet zoiets en dat is van onschatbare waarde.
Tegenwoordig is er een schitterend boek waarin alles staat wat je over watervogels zou moeten weten, maar een aantal jaren geleden was dat er nog niet en keek je reikhalzend uit naar weer een nieuwe uitgaven van het tweemaandelijkse blad.
Ook “in de keuken kijken” bij collega liefhebbers, in de rondte kijken bij anderen in de tuin en bij de vijvers leverde vaak heel veel zinvolle informatie en dat is natuurlijk nog steeds zo.
Aviornis International Nederland bestaat nu intussen ruim 35 jaar.
Ik hoorde wel eens dat in de begintijd het delen van informatie niet altijd zo vanzelfsprekend was, want veel watervogelsoorten waren soms moeilijk te krijgen c.q. groot te krijgen en als het dan lukte, om een paar jongen te fokken werden de gebruikte methodes niet gelijk openbaar gemaakt.
Dat kwam omdat de vogels duur waren en je had dan als fokker een mooie concurrentiepositie.
In de loop der jaren, dank zij de eerder genoemde informatievoorziening, het watervogelboek en de komst en het gebruik van steeds meer internet is de geheimzinnigheid en ongezonde drang naar geldelijk gewin gelukkig steeds meer op de achtergrond geraakt.
Geld verdienen aan je hobby is niet verkeerd, je hebt tenslotte ook kosten gemaakt, maar veel verder dan quitte spelen gaat het meestal niet en collega’s een poot uit draaien is gelukkig niet meer aan de orde.
Het houden en vermeerderen van oorspronkelijke vogelsoorten, waarmee geen kleurmutanten worden gefokt, zodat er telkens weer andere kleurslagen opduiken, stond mij aan.
Bij de volièrevogels was het aantal onnatuurlijke kleurschakeringen niet van de lucht en het werd soms ronduit vervelend, al die varianten in groenachtig blauw en blauwachtig groen en dan nog al die andere kleuren vanaf rood en vervolgens via de regenboog heen en terug!
Bovendien, als je zo af en toe een algemene ledenvergadering ergens in den lande bezoekt, ontdek je hoe onderhoudend en leerzaam het kan zijn, want er is altijd na afloop wel iets om te gaan bekijken.
Daarenboven kom je, waar je ook komt, telkens leuke, interessante en gezellige collega liefhebbers tegen waarmee je altijd wel over de gezamenlijke hobby in al zijn facetten komt te spreken.
Ik raad u aan, mocht u toevallig nog geen lid zijn, te proberen een exemplaar van het tweemaandelijks boekje van Aviornis International Nederland te verkrijgen.
Mocht u een liefhebber zijn van de soorten vermeld op de eerste bladzijde van dat boekje en u weet niet waarbij u zich moet aansluiten om nog meer uit uw liefhebberij te halen, dan kan ik u slechts adviseren om gewoon lid te worden van onze vereniging.
Na opgave wordt u lid in de regio waarin u woont en dat is gemakkelijk, want dan hoeft u nooit heel ver te reizen om eens een regiobijeenkomst bij te wonen.
Aan het begin van deze column stond de vraag: “Doe ik het wel goed”?
De conclusie is simpel: “Ja, ik doe het nog steeds goed” en als u zich nu ook bij de vereniging aansluit doet u het ook heel goed!
Bart Smit