Bergeend
Tadorna tadorna (Linnaeus, 1758)
Tekst door Jaap Korten
Verspreidingsgebied
Europa, Noord Afrika, Midden Azië. Ook in West Oceanië. In Noord en Oost Europa vooral trekvogel. Maar in Nederland, België en Duitsland ook deels stand- en broedvogel. Bergeenden worden nu in Nederland overal broedend aangetroffen. Rond het IJsselmeer, in Noord-Holland, Friesland, Groningen, Zeeland en langs onze grote rivieren.
In 1975 vestigden ze zich ook voor het eerst in Limburg.
Er vindt een ruitrek plaats voordat de trek naar de overwinteringgebieden begint. Belangrijkste ruigebieden in Nederland zijn de Waddenzee en het Zeeuwse Deltagebied.
Verder grote getalen in Noord Duitsland, tussen de mondingen van de Elbe en de Wezer, en in Zuidwest Engeland. De Nederlandse populatie trekt in de winter gedeeltelijk weg naar het zuiden, maar wordt tegelijkertijd aangevuld met exemplaren uit het noorden, zodat het gehele jaar door Bergeenden te zien zijn.
Leefgebied
De Bergeend leeft langs de kusten in grote delen van Europa, van Noorwegen tot in Zuid Frankrijk, rond het Middellandse Zee gebied en de Noordkust van Afrika. In de rivierdelta’s komen ze vaak in grote getalen bijeen.
Daarnaast zijn er grote broedgebieden in de binnenlandse steppen van Midden Azië, waar zich brakke riviermondingen en zoute meren bevinden. Een gedeelte van de Aziatische populatie overwintert in West Oceanië.
Bergeenden zijn vroeger altijd kustvogels geweest, maar in West Europa en ook Nederland komen ze steeds meer in het binnenland voor.
Buiten het broedseizoen zijn Bergeenden nog altijd sterk kustgebonden.
Bergeenden zijn vooral te vinden op slikvelden, ondergelopen weilanden en open modderige vlakten, waar ze graag foerageren in ondiep water. Vooral getijdengebieden met een overwegend modderige en/of zanderige bodem hebben hun voorkeur.
De uitgestrekte slikvelden en zandplaten van de Waddenzee met hun hoge productie aan bodemdieren zijn van essentieel belang als foerageer- en rustgebied, vooral tijdens de rui.
Het voedsel van de Bergeend bestaat voornamelijk uit kleine, ongewervelde dieren, zoals slakken, wormen, schelpdieren, kleine kreeftachtigen en insecten. Door met de poten trappende bewegingen te maken in ondiep water, jaagt de Bergeend op prooien. Ook algen worden wel gegeten.
De Bergeend is een echte holenbroeder en bouwt het nest vaak in een verlaten konijnenhol in de duinen of langs rivierdijken. Het vrouwtje heeft geen camouflage tekening, zoals bij de meeste andere eenden soorten, maar heeft dat ook niet zo nodig omdat in holen wordt gebroed.
Door afname van het aantal konijnen in de duinen neemt daarmee ook de beschikbaarheid van geschikte broedplaatsen af en vindt er enige omschakeling plaats naar broeden in een dichte vegetatie.
Omdat ze vaak ver afgelegen van water hun nest hebben, moeten de kuikens, wanneer ze uitgekomen zijn, door beide ouders over grote afstanden al wandelend naar gunstig voedselrijk water worden gebracht. Vaak een tocht van enkele kilometers, waarbij veel meeuwen en andere rovers het op de kuikens voorzien hebben.
Waar de dichtheid van de Bergeenden populatie groot is, worden, zodra de kuikens te water zijn, vaak crèches gevormd onder de hoede van slechts enkele ouders. De binnenlandse broedgebieden worden verlaten zodra de jongen dit vliegend kunnen.
Beschrijving
Woerd en vrouwtje zien er het hele jaar rond bijna hetzelfde uit. Het vrouwtje is wat kleiner.
De woerd heeft echter een grote vlezige, felrode knobbel op de basis van de bovensnavel, die in de aanloop naar het broedseizoen verder opzwelt.
De opvallende kleuren zijn wit, bruin en zwart.
De bovenzijde van de borst, buik, flanken en rug zijn wit. Er loopt een middenbruine krans van de nek breeduit naar en rondom de onderkant van de borst. De achter onderzijde bij de anaal streek is lichtbruin. De kop en hals zijn zwart met een metaalgroene weerschijn. De ogen zijn zwart.
De schouderveren en grote slagpennen van de vleugels zijn ook zwart waardoor opgevouwen er twee zwarte banden van de schouder naar de stuit lopen. De punten van de staartveren zijn zwart. De snavel is felrood. De poten zijn roze.
Ondersoorten/mutanten
De Bergeend is samen met de nauw verwante Radjah Eend (Tadorna radjah) uit Australië in het geslacht Tadorna geplaatst. De verwante Casarca’s behoren ook tot hetzelfde geslacht Tadorna.
Er zijn geen ondersoorten of kleurmutanten bekend.
Wel komen er, ook in de vrije natuur, wel eens kruisingen voor.
In het Nedersaksische deel van de Waddenzee worden sporadisch kruisingen aangetroffen tussen een Bergeend en een Europese Eidereend (Somateria mollissima). Ornithologisch is dat zéér opvallend omdat beide ouders tot verschillende vogel geslachten behoren.
Verder zijn er kruisingen gemeld met de Wilde Eend (Anas platyrhynchos) en de Nijlgans, (Alopochen aegyptiacus) die tot de halfganzen behoort en een wat verdere verwant is. In beschermd milieu zijn er kruisingen bekend met de nauw verwante Radjah Eend (Tadorna radjah) en de verwante Casarca Eenden: de Grijskopcasarca (Tadorna cana), Rode Casarca (Tadorna ferruginea), Australische Casarca (Tadorna tadornoides) en Paradijscasarca (Tadorna variegata). Ook met een verdere verwant, de Grijskopgans (Chloephaga poliocephala), ook een zgn. halfgans.
En er is zelfs een kruising geclaimd tussen een Bergeend woerd en een vrouwtje Mandarijneend (Aix galericulata).
Al deze ontstane kruisingen zijn zelf niet vruchtbaar. Er kunnen dus geen verder verervende mutanten ontstaan.
Lengte en gewicht
Lengte: 56 – 65 cm
Gewicht: woerd: 1.2 kg, vrouwtje 900 gram.
Levensverwachting:10 – 15 jaar.
Huisvesting
Omdat Bergeenden nogal bazig zijn, en in het broedseizoen zelfs vrij agressief, worden ze bij voorkeur gehuisvest in een apart perk of in een zeer ruim perk met meerder koppels.
Of in een gemengd perk met niet verwante en niet al te agressieve ganzensoorten.
Pas op voor kruisingen! Let dus goed op dat er geen verwante soorten met de Bergeenden in één perk worden geplaatst tijdens het broedseizoen, hetgeen overigens toch moeilijk zal zijn in verband met de agressiviteit van alle verwante soorten bergeenden, casarca’s en halfganzen.
Opmerkingen
De Nederlandse naam wijkt af van de andere benamingen en dankt de eend vermoedelijk aan het oorspronkelijk leef- en broedgebied van de eenden in de duinen aan de kust. Dat waren voor de Hollanders heuse bergen, waardoor de naam Bergeend vermoedelijk gekozen is.
Volgens Wikipedia heeft de naam Bergeend echter niets met ‘bergen’ in de zin van 'hoge heuvels' te maken, maar met de voortplanting, de soort kan relatief veel jongen grootbrengen of bergen.
De Engelse naam, Shelduck, duidt meer op hun natuurlijk voedsel.
Regelmatig wordt de vraag gesteld of de Bergeend een eend is of een gans, of dat hij er tussen in staat. Terwijl het verenkleed van de vrouwtjes van andere eenden opmerkelijke schuil- en camouflagekleuren bezitten en de broedende vogels daardoor weinig opvallen, is het vrouwtje van de Bergeend even bont gekleurd als het mannetje.
Bij echte ganzen is het uiterlijk onderscheid tussen man en vrouw gering.
Evenals bij ganzen begeleidt bij de Bergeend zowel het vrouwtje als het mannetje de jongen na het uitkomen, terwijl bij eendachtigen eigenlijk alleen de wijfjes de zorg voor de jongen op zich nemen.
Niet gansachtig is hun foerageermethode door in het water te trappelen, modder te zeven, en te grondelen. En het in de vrije natuur bijna uitsluitend uit kleine diertjes bestaande voedsel. In Nederland zijn dat wadslakjes, kleine kokkels en andere schelpdieren, kleine kreeftjes, wadpieren en wormen.
Aangezien de bouw van ganzen primitiever is en het baltsgedrag minder gespecialiseerd dan die van eenden, zijn Bergeenden daarom grote, stevige eenden en geen ganzen.
Aldus wordt de Bergeend door zijn bouw en gedrag ingedeeld bij de grondeleenden.
De Bergeend is een grote eend, maar duidelijk kleiner dan een gans, en behoort tot dezelfde stam als de casarca’s en wordt dus tot de agressievere watervogels gerekend, net als de halfganzen.
Bergeenden zijn winterhard, zeker wanneer de vijver ijsvrij wordt gehouden. Ze zijn vrij gemakkelijk te houden, maar blijven nogal schuw. Ze zijn niet erg luidruchtig, kwaken niet, maar maken leuke zachte “tsjoek-tjsoek” fluittoontjes.
Kweek
Bergeenden zijn geslachtsrijp tegen het einde van het tweede jaar, maar sommige vrouwtjes leggen pas eieren op driejarige leeftijd. Het zijn holenbroeders en nestelen graag in een half ingegraven en met zoden afgedekte plastic of houten bak met inloopbuis.
Legsel: 7–10 ivoor of crèmekleurige eieren, worden door het vrouwtje bebroed.
Broedduur: 28-30 dagen.
De eendenkuikens hebben een mooi zwartbruin en wit donspakje. De opkweek geeft weinig problemen. Bij natuurbroed zorgen beide ouders voor de jongen.
Verplichte ringmaat: 12 mm.
Voedsel
In beschermd milieu hebben Bergeenden zich goed aangepast aan niet dierlijk voedsel en zoet water.
Meest gebruikte voedingsmiddelen in de praktijk b.v. 85% totaalvoeder korrel voor Watervogels, 10% granen, 5% gras/groente:
Groeiend dier: | tot 2 maanden: Opfokkorrel of kruimel fase 1 |
tussen de 2 tot 4 maanden: Opfokkorrel fase 2 | |
Volwassen dier: | Totaalvoeder onderhouds- of basis korrel |
Broedtijd: | Totaalvoeder foktoomkorrel |
Voedsel afgeschermd aanbieden. Vers zwemwater, altijd beschikbaar, dat ook gedronken wordt.
Status
Plaatselijk algemeen. Broedvogel, doortrekker en wintergast. Niet bedreigd, wel beschermd. In Nederland overwinteren rond de 65.000 Bergeenden. Er verblijven zo’n 10.000 broedparen als standvogel.
Langs de Westerschelde verzamelen zich in juli zo’n 12.000 exemplaren. In augustus zet de daling in tot rond de 6.000 ruiende vogels. In de winter verblijven er nog slechts 1.000 stuks.
De Westerschelde lijkt behalve als ruiplaats ook als voorverzamelplaats dienst te doen voor Bergeenden die elders ruien. Dit vormt een verklaring voor de hoge aantallen in de maand juli, aantallen die hoger zijn dan in de “echte” rui-maand augustus.
In de andere waterbekkens worden de hoogste aantallen 's winters bereikt en zijn de aantallen in de zomer het laagst. Welke specifieke omstandigheden de Westerschelde in deze periode zo aantrekkelijk voor Bergeenden maken is niet geheel duidelijk. Wel is vrijwel zeker dat rust en de aanwezigheid van de platen en slikken hierbij belangrijke factoren zijn. De Westerschelde heeft als laatste estuarium in het Zeeuwse Deltagebied nog een volledig open verbinding met de zee. De getijdenverschillen en de zoutgradiënt die hierdoor ontstaan maken dat grote delen in de Westerschelde, met name de platen en de slikken, een hoge waarde hebben aan natuurlijk voedsel.
Belangrijkste ruigebieden in Nederland zijn de Waddenzee en het Zeeuwse Deltagebied. In de ruiperiode verblijven er rond de 200.000 exemplaren in de Duitse bocht tussen de mondingen van de Elbe en de Wezer. SOVON Vogelonderzoek Nederland meldt een lichte afname van het aantal broedparen.
Wetgeving
Beschermde soort onder de Flora en Faunawet.
Valt onder de EU Vogelrichtlijn.
Erkende vaste, niet afschuifbare, voetring van 12 mm verplicht!
Literatuur
- Watervogels houden…’t is een hobby!, 2003 – Liliane De Boeck-Pauchet
- Aviornis International Tijdschrift, nr.177 juni 2004 – Jan Harteman
- Handbook of the birds of the World, vol. 1 Ostrich to Ducks, 1992 – del Hoyo et al.
- Natural History of the Waterfowl, 1997– Frank S. Todd
- Die Entenvogel der Welt, 1999 – Hartmut Kolbe
- Vogelgedrag, 2003 – Stephen Moss
- Het Beste Vogelboek, 1973 -The Reader’s Digest
Internet
http://www.harteman.nl/
Lees meer...
Lees hier een artikel over Bergeenden uit het Aviornis International tijdschrift van juni 2004.